put someone out of action

вывести из строя; расправиться, убрать [букв.; воен. вывести из строя, испортить] см. тж. put in action

n. actie; handeling; daad; gevecht

[ æksjn]

1  actie ⇒ daad, handeling, activiteit, beweging

2  gevechtsactie ⇒ treffen, strijd

3  techniek ⇒ wijze van gaan, gang

4  mechaniek ⇒ mechanisme, werk

5  aanslag 〈van toetsenbord e.d.〉

6 〈 economie〉 actie ⇒ aandeel

7 〈 juridisch〉 proces ⇒ klacht, eis

♦voorbeelden:

1   action holidays for action kids • actie(ve) vakanties voor actieve kinderen

     a man of action • een man van de daad

     bring/put/set a machine in(to) action • een machine in werking stellen/aan de gang brengen

     go into action • in actie komen

     put something out of action • iets buiten werking/buiten bedrijf stellen

     take action • maatregelen nemen, tot handelen overgaan

     〈 informeel〉 New York is where the action is • in New York valt wat te beleven

     〈 spreekwoord〉 actions speak louder than words • geen woorden maar daden

2   go into action • de aanval inzetten

     be killed in action • in de strijd sneuvelen

     put someone out of action • iemand buiten gevecht stellen

     see action • aan de gevechtshandelingen deelnemen

3   a horse with a fine action • een paard met een mooie gang

     the action of a runner • de (loop)techniek van een hardloper

4   the action of a piano • het (toets)mechaniek/de hamers van een piano

5   a piano with a stiff action • een piano met een zware aanslag

7   she brought an action against him for slander • zij deed hem een proces aan wegens laster

¶ the action of the novel takes place in London • de roman speelt zich af in Londen

     the action of a drug on the brain • de (uit)werking/invloed van een geneesmiddel op de hersenen

n. kogelwerpen

v. plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merken

[ poet] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 sport〉 stoot ⇒ worp 〈 van kogel〉

2 〈 geldwezen〉 put ⇒ premieaffaire met optie van levering 〈 van aandelen〉

3  → putt putt/

————————

〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 informeel〉

♦voorbeelden:

¶ stay put • blijven waar je bent, op zijn plaats blijven

————————

〈 put, put〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 scheepvaart〉 varen ⇒ stevenen, koers zetten

2  → putt putt/

♦voorbeelden:

1   the ship put into the port • het schip voer/stevende de haven binnen

¶ his sickness put paid to his plans • zijn ziekte maakte een eind aan zijn plannen

     〈 voornamelijk Brits-Engels〉 put (up)on someone • iemand last/ongemak bezorgen

→ put about put about/, put back put back/, put down put down/, put in put in/, put out put out/, put over put over/, put to put to/, put up put up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1  zetten ⇒ plaatsen, leggen, steken, stellen 〈 ook figuurlijk〉; brengen 〈 in een toestand〉

2  onderwerpen 〈 aan〉 ⇒ dwingen, drijven

3  (op)leggen ⇒ heffen 〈 belastingen〉

4  (in)zetten ⇒ verwedden

5  werpen ⇒ stoten, jagen

6  voorleggen ⇒ ter sprake brengen

7  uitdrukken ⇒ zeggen, stellen

8  vertalen ⇒ overbrengen, omzetten

9 〈 geldwezen〉 leveren ⇒ aanzeggen 〈 aandelen〉

10  → putt putt/

♦voorbeelden:

1   put much effort in(to) something • veel moeite aan iets besteden

     put an end to (one's life) • een eind maken (aan zijn leven)

     put a/one's finger to one's lips • de vinger voor de lippen/mond leggen 〈 als aanmaning tot zwijgen〉

     〈 informeel〉 he couldn't put one foot before/in front of the other • hij kon geen voet verzetten

     put one's hand on something • de hand leggen op iets

     put an idea/thought into someone's head • iemand op een idee brengen

     put a knife between someone's ribs • iemand een mes tussen de ribben steken

     put a match to something • iets aansteken/in brand steken

     put money in(to) something • geld steken in iets

     put pen to paper • pen op papier zetten

     put pressure (up)on • pressie uitoefenen op

     put a price on something • een prijskaartje hangen aan

     put one's signature to something • zijn handtekening plaatsen onder iets

     put someone on the train • iemand op de trein zetten

     put a stop to something • een eind maken aan iets

     put one's trust in • zijn vertrouwen stellen in

     the death of his son put years on him • de dood van zijn zoon heeft hem ouder gemaakt

     put oneself into something • zich geheel/zijn beste krachten aan iets geven

     put safety above cost • veiligheid boven kosten stellen

     put someone across the river • iemand overzetten

     put something before something else • iets prefereren/stellen boven iets anders

     put behind bars • achter de tralies zetten

     put something behind oneself • zich over iets heen zetten, met iets breken

     put in order • in orde brengen

     put in an awkward position • in een moeilijk parket brengen

     put something in(to) someone's hands • iemand iets in handen geven 〈 voornamelijk figuurlijk〉

     put in(to) touch with • in contact brengen met

     put into circulation • in omloop brengen

     put into effect • ten uitvoer brengen

     put into power • aan de macht brengen

     put someone off his food • iemand de eetlust benemen

     put someone off his game • iemand van zijn spel afleiden

     put someone off learning • iemand de zin om te leren ontnemen

     put someone off smoking • iemand van het roken afbrengen

     put someone on antibiotics • iemand antibiotica voorschrijven

     put someone on his guard • iemand waarschuwen

     put on the right track • op het goede spoor brengen

     〈 leger〉 put out of action • buiten gevecht stellen

     put out of business • failliet doen gaan, ruïneren

     put someone out of temper • iemand uit zijn humeur brengen

     put a Bill through Parliament • een wetsvoorstel door het parlement krijgen

     put one's children through university • zijn kinderen universitaire studies laten voltooien

     put the children to bed • de kinderen naar bed brengen

     put to death • ter dood brengen

     put a poem to music • een gedicht op muziek zetten

     put the children to school • de kinderen op school doen

     put one's son to a trade • voor zijn zoon een beroep vinden

     put oneself/someone to work • zich/iemand aan het werk zetten

     put to good use • goed gebruik maken van

     put £100 towards the cost • £100 in de kosten bijdragen

2   put someone through a severe test • iemand aan een zware test onderwerpen

     〈 informeel〉 put someone through it • iemand een zware test afnemen/zwaar op de proef stellen

     put to flight/rout • op de vlucht drijven

     put someone to (great) inconvenience • iemand (veel) ongerief bezorgen

     put someone to trouble • iemand last/ongemak bezorgen

3   put taxes on • belastingen leggen op

     put £1,000,000 on the taxes • de belastingen met £1.000.000 verhogen

4   put money on • geld zetten/wedden op; 〈 figuurlijk〉 zeker zijn van

5   put a bullet through someone's head • iemand een kogel door het hoofd jagen

     〈 atletiek〉 put the shot • kogelstoten

6   put the situation to someone • iemand de situatie uitleggen

     put a proposal before/to a meeting • een vergadering een voorstel voorleggen

     put someone onto someone • iemand aan iemand voorstellen/bij iemand introduceren

7   put a question to someone • iemand een vraag stellen

     how shall I put it? • hoe zal ik het zeggen

     to put it bluntly • om het (maar) ronduit/cru te zeggen

8   put a text into another language • een tekst in een andere taal vertalen

9   you may put and call • u hebt een dubbele optie 〈 om aandelen te leveren of op te vragen〉

¶ 〈 informeel〉 put it there! • geef me de vijf! 〈 ten teken van akkoord〉

     be hard put (to it) to do something • iets nauwelijks aankunnen, het erg moeilijk hebben om iets te doen

     put under • verdoven, onder narcose brengen

     put it/one/something across someone • het iemand flikken, iemand beetnemen

     〈 informeel〉 not put it past someone to do something • iemand ertoe in staat achten iets te doen

     I put it to him that he was wrong • ik hield het hem voor dat hij het verkeerd had

     put oneself to it to do something • zich ertoe zetten iets te doen

→ put about put about/, put across put across/, put ahead put ahead/, put aside put aside/, put away put away/, put back put back/, put behind put behind/, put by put by/, put down put down/, put forth put forth/, put forward put forward/, put in put in/, put off put off/, put on put on/, put out put out/, put over put over/, put through put through/, put to put to/, put together put together/, put up put up/

1) (to place in a certain position or situation: He put the plate in the cupboard; Did you put any sugar in my coffee?; He put his arm round her; I'm putting a new lock on the door; You're putting too much strain on that rope; When did the Russians first put a man into space?; You've put me in a bad temper; Can you put (=translate) this sentence into French?) pôr

2) (to submit or present (a proposal, question etc): I put several questions to him; She put her ideas before the committee.) apresentar

3) (to express in words: He put his refusal very politely; Children sometimes have such a funny way of putting things!) exprimir

4) (to write down: I'm trying to write a letter to her, but I don't know what to put.) pôr

5) (to sail in a particular direction: We put out to sea; The ship put into harbour for repairs.) navegar

•

- put-on

* * *

[put] n 1 arremesso, lançamento. 2 Sports arremesso de peso. 3 (bolsa) operação a prazo. • vt+vi ps, pp put 1 pôr: a) colocar. b) reduzir a um estado ou condição. c) fixar, determinar. d) guardar. e) depositar. f) atribuir, imputar. g) adicionar, deitar. h) assinar, apor. i) expressar, afirmar. j) dedicar-se a. k) aplicar. l) impor ônus a. m) firmar, assentar. 2 formular, propor. 3 seguir, rumar. 4 avaliar, orçar. 5 incitar. 6 lançar à água (navio). 7 forçar, obrigar. 8 arremessar, lançar. 9 apostar. 10 investir. 11 adaptar. 12 traduzir. • adj no lugar, fixado, fixo, parado. he puts the distance at eight miles ele avalia a distância em oito milhas. how shall I put it? como direi? if I may put my two cents in se eu posso dar um conselho, um palpite. if one puts it upon that ground considerando-o deste ponto de vista. I put him on guard eu o preveni. I put it to you deixo-o a seu critério. she put him down to it ela lhe confiou (segredo, novidade). she put him down to it ela lhe confiou (segredo, novidade). she put him on his oath ela o fez jurar. stay put! não se mova! they put their heads together eles confabularam. to put about 1 publicar ou circular. 2 mudar o curso, o rumo. 3 espalhar (boato). to put a bug in one’s ear deixar alguém com a pulga atrás da orelha. to put across 1 conseguir explicar algo. 2 levar a cabo. I just can’t put it across / não consigo mesmo levá-lo a cabo. to put a flea in one’s ear deixar alguém com a pulga atrás da orelha. to put ahead avançar, adiantar. to put an end to pôr fim em, acabar, encerrar. he put an end to his life / ele deu cabo da vida. he put an end to the matter / ele encerrou o assunto. to put a question levantar uma questão. to put aside 1 pôr de lado (para fazer uma outra coisa). 2 não dar importância. to put away 1 pôr de lado. 2 descartar, dispor de. 3 guardar, economizar. 4 guardar, colocar no devido lugar. 5 divorciar. 6 matar um animal velho ou doente. 7 confinar, prender. 8 comer. to put back 1 adiar. 2 atrasar. 3 repelir. 4 recusar, negar. 5 repor, recolocar. 6 Naut voltar, regressar. 7 atrasar o relógio. to put by 1 guardar, economizar. 2 pôr de lado. 3 armazenar. 4 rejeitar, recusar. 5 livrar-se de. 6 desviar, esquivar. to put down 1 criticar alguém na frente de outras pessoas, humilhar. 2 dar uma quantia de dinheiro como entrada. 3 anotar, inscrever, registrar (no papel). 4 matar um animal velho ou doente. 5 parar o veículo para alguém descer. 6 Aeron aterrissar. 7 pôr a criança para dormir. 8 derrubar. 9 suprimir, eliminar. 10 rebaixar, degradar. 11 depor. 12 cortar, renunciar a. 13 atribuir. 14 estimar, considerar. 15 beber continuadamente. to put down for relacionar, pedir por escrito. to put for fazer uma tentativa para ganhar. to put forth 1 estender. 2 tornar manifesto. 3 desenvolver, tornar. 4 empregar, aplicar (força). 5 elevar, erguer (voz). 6 propor. 7 publicar, editar. 8 emprestar com juros. to put forward 1 promover, pôr em evidência. 2 fazer progredir, avançar. 3 propor, formular, apresentar. she put forward an argument / ela apresentou um argumento. to put in 1 consertar um equipamento doméstico. 2 gastar tempo e energia fazendo uma atividade. 3 interromper alguém. 4 introduzir, apresentar. 5 intercalar, encaixar. 6 interferir, intervir. 7 aportar. the ship put into the port / o navio entrou no porto. 8 eleger um político ou um partido político. to put in brackets/ parentheses colocar entre parênteses. to put in for 1 requerer algo formalmente. 2 oferecer-se, candidatar-se. to put in mind lembrar. to put in possession 1 empossar, dar posse a. 2 informar, pôr a par de. to put in practice 1 pôr em ação. 2 praticar, fazer. to put into gear embrear. to put it on 1 fingir. 2 sobrecarregar. 3 exagerar. to put off 1 despir, tirar, descalçar. 2 adiar, protelar, transferir, postergar. 3 dissuadir. 4 usar de evasivas. 5 coll desconcertar, confundir. 6 desembarcar, pôr em terra (passageiros). 7 partir. 8 desencorajar, desanimar. 9 atrapalhar (o trabalho, a concentração de alguém). to put on 1 vestir, calçar. 2 assumir. 3 imputar, atribuir a. 4 impor, infligir. 5 incitar, instigar. 6 empregar, aplicar. 7 carregar no preço. 8 ganhar pressão. 9 fingir, simular. he puts on a big act / ele está fazendo fita. 10 apostar em. 11 adiantar (relógios). 12 antecipar. 13 coll representar, levar. to put on the ritz dar-se ares de riqueza, mostrar-se, exibir-se. to put on to 1 estar consciente de. 2 conectar-se com/ao telefone. to put one’s ass on the line vulg colocar-se em perigo, assumir a responsabilidade. to put one’s back into dedicar-se de corpo e alma a. to put one’s cards on the table colocar as cartas na mesa, fazer jogo franco. to put oneself in somebody’s place imaginar-se em lugar de alguém. to put one’s foot in one’s mouth meter os pés pelas mãos. to put one’s hands to the plow meter mãos à obra. to put one through the mill 1 sujeitar a disciplina rigorosa. 2 punir, castigar. to put on trial levar à barra do tribunal. to put out 1 expelir, lançar fora. 2 extinguir, aparar. 3 emprestar. 4 desconcertar, confundir. he was put by this news / esta notícia o desconcertou. 5 estender a mão. 6 exibir, mostrar. 7 publicar, editar. 8 gastar, despender. 9 dar para criar (criança). 10 pôr para fora. 11 dar para fora (roupa suja, etc.). 12 ir embora, partir, sair. 13 Med deslocar, distender. 14 Naut fazer-se ao mar. the ship put out to sea / o navio fez-se ao mar. 15 Sports pôr fora de jogo. 16 desfraldar (bandeira). to put out of action pôr fora de função ou ação. to put out of gear desengrenar. to put out of one’s head fazer esquecer. to put out of order pôr em desordem. to put out of the way 1 matar, eliminar. 2 destruir. to put over 1 colocar acima de. 2 conduzir através de, fazer transpor. 3 levar a cabo. 4 sl prevalecer, impor-se. he put himself over / ele conseguiu prevalecer. 5 comunicar. 6 iludir, tapear. to put somebody in a hole coll pôr alguém em dificuldades. to put somebody on the floor arrasar, fazer com que todos o apreciem, desbundar alguém. to put somebody through college/ school financiar os estudos de alguém. she put him through college / ela lhe financiou os estudos. to put something into one’s head colocar, meter algo na cabeça. to put something over on someone fazer alguém crer. one can’t put anything over on him / ele não se deixa ludibriar. to put the bite on sl dar uma mordidinha, pedir dinheiro emprestado. to put the cart before the horse pôr a carroça diante dos bois. to put the pen to paper começar a escrever. she put the pen to the paper / ela começou a escrever. to put the screw to sl apertar, pressionar, agir coercivamente. to put the wind up 1 alarmar, alvoroçar. 2 alarmar-se. 3 tornar-se irritado ou excitado. to put the wood to sl castigar, coagir. to put through 1 levar a cabo. 2 conseguir a aprovação de lei. 3 fazer penetrar ou atravessar. 4 fazer agir. 5 coll fazer ligação telefônica. 6 forçar alguém a, obrigar alguém a. to put to 1 combinar, juntar, unir. 2 confiar a. 3 afixar a, prender a. 4 atrelar. he put the horses to the car / ele atrelou os cavalos. 5 limitar a. 6 expor a, sujeitar a. to put to a stand dar um paradeiro a. to put to bed pôr na cama, fazer deitar. to put to death matar, executar. the murderer was put to death / o assassino foi executado. to put to flight lançar em fuga. to put together 1 agregar. 2 juntar, reunir. to put to rights pôr em ordem, endireitar. to put to sea começar uma viagem, fazer-se ao mar. to put to shame fazer envergonhar. to put to silence silenciar, fazer calar. to put to sleep pôr na cama, fazer dormir. to put to the sword matar com a espada. to put to the vote submeter à votação. to put two and two together chegar, tirar conclusões. to put under the screw forçar, pressionar. to put up 1 levantar, alçar, içar, suspender, pendurar. 2 erigir, erguer, edificar. 3 montar (máquinas). 4 pôr em leilão. 5 levar à cena. 6 guardar, economizar. 7 pôr em conserva. 8 pôr de lado. 9 acolher, dar hospedagem a, acomodar. 10 designar candidato. 11 candidatar-se. 12 acondicionar, embrulhar. 13 sl tramar, conspirar. 14 aumentar, elevar (preços). 15 alojar-se, hospedar-se. 16 embainhar (espada). 17 cessar (luta). to put up a big stink Braz coll armar um salseiro, rodar a baiana. to put up to 1 instigar, incitar a. he put him up to it / ele o instigou a dizê-lo. 2 dar informações importantes. I’ll put it up to him / levá-lo-ei ao seu conhecimento. to put up with tolerar, agüentar, suportar. what would you put it at? em quanto você avalia isto?

A v. t. + avv.

1 mettere fuori; buttare fuori (q. che disturba, ecc.); esporre; espellere: to put out the washing [the cat], mettere fuori il bucato [il gatto]

2 stendere, allungare, tendere ( la mano, ecc.); tirare fuori ( la lingua)

3 tirare fuori ( l'argenteria, ecc.)

4 ( di piante) mettere ( foglie, germogli)

5 emettere ( un comunicato); diramare, trasmettere ( una notizia, un messaggio radio, ecc.); emettere ( un comunicato); dare alle stampe, fare uscire ( un libro, un disco, ecc.)

6 (econ.) produrre: This plant puts out 55,000 cars a year, questo stabilimento produce 55 000 auto all'anno

7 (econ.) dare fuori, dare ( lavoro) a domicilio; esternalizzare: to put work out to tender, dare lavoro in appalto

8 spegnere ( il fuoco, la luce, il gas, ecc.): to put out a candle, spegnere una candela; to put out a fire, spegnere un fuoco all'aperto (o un incendio)

9 fare perdere i sensi a (q.); tramortire ( con un pugno, ecc.); (med.) anestetizzare ( in anestesia totale)

10 (med.) lussarsi, slogarsi: I put my shoulder out, mi sono slogato la spalla

11 disturbare, dare disturbo a; scomodare: DIALOGO → - Inviting someone to stay- I wouldn't want to put you out in any way, non vorrei darti disturbo

12 contrariare; seccare; offendere: I was put out by their attitude, il loro atteggiamento mi ha seccato

13 (fam.) far sballare ( un calcolo, ecc.)

14 (mil., sport, ecc.) mettere in campo, schierare ( truppe, ecc.)

15 ( sport) mettere ( un avversario) fuori causa; eliminare ( da un torneo, ecc.)

16 ( baseball) eliminare ( un battitore o un corridore)

17 (comm., anche to put out of business) far fallire; mandare in rovina

B v. i. + avv.

1 mettercela tutta; fare ogni sforzo

2 (naut., anche to put out to sea) salpare

3 ( slang USA) stare al gioco (fig.); (spec. di una donna) starci, darla via (volg.) □ to put out of action, (mil.) mettere fuori combattimento; (fig.) guastare, mettere fuori uso □ to put out feelers, (zool.) tirare fuori le antenne; (fig.) tastare il polso alla situazione □ to put an idea out of one's head, togliersi dalla testa un'idea.

1) (place) tun; (vertically) stellen; (horizontally) legen; (through or into narrow opening) stecken

2) (cause to enter) stoßen

3) (bring into specified state) setzen

4) (impose)

5) (submit) unterbreiten (to Dat.) [Vorschlag, Plan usw.]

6) (cause to go or do)

7) (express) ausdrücken

8) (render)

9) (write) schreiben

10) (imagine)

11) (invest)

12) (stake) setzen (on auf + Akk.)

13) (estimate)

14) (subject)

15) (Athletics): (throw) stoßen [Kugel]

-tt-, put (Naut.)

- academic.ru/59262/put_about">put about

- put across

- put aside

- put away

- put back

- put by

- put down

- put forward

- put in

- put off

- put on

- put out

- put over

- put through

- put together

- put up

- put upon

- put up with

* * *

1) (to place in a certain position or situation: He put the plate in the cupboard; Did you put any sugar in my coffee?; He put his arm round her; I'm putting a new lock on the door; You're putting too much strain on that rope; When did the Russians first put a man into space?; You've put me in a bad temper; Can you put (=translate) this sentence into French?)

2) (to submit or present (a proposal, question etc): I put several questions to him; She put her ideas before the committee.) formulieren

3) (to express in words: He put his refusal very politely; Children sometimes have such a funny way of putting things!) ausdrücken

4) (to write down: I'm trying to write a letter to her, but I don't know what to put.) schreiben

5) (to sail in a particular direction: We put out to sea; The ship put into harbour for repairs.) fahren

•

- put-on

* * *

I. TRANSITIVE VERB

1. (place)

▪ to \put sth somewhere etw irgendwohin stellen [o setzen]; (lay down) etw irgendwohin legen; (push in) etw irgendwohin stecken

they \put a horseshoe above [or over] their door sie brachten ein Hufeisen über ihrer Tür an

he was \put up against the wall man stellte ihn an die Wand

he looked at the pile of work his boss had \put before him er sah sich den Haufen Arbeit an, den seine Chefin ihm hingelegt hatte

you've got to \put the past behind you du musst die Vergangenheit vergangen seinlassen [o begraben]

\put your clothes in the closet häng deine Kleider in den Schrank

he \put his hands in his pockets er steckte die Hände in die Taschen

she \put some milk in her coffee sie gab etwas Milch in ihren Kaffee

to \put the ball in the net (tennis) den Ball ins Netz schlagen; (football) den Ball ins Netz spielen

this \puts me in a very difficult position das bringt mich in eine schwierige Situation

I \put my complete confidence in him ich setze mein volles Vertrauen auf ihn [o in ihn]

to \put oneself in sb's place [or position] [or shoes] sich akk in jds Situation versetzen

\put the cake into the oven schieb den Kuchen in den Backofen

they \put the plug into the socket sie steckten den Stecker in die Steckdose

he \put salt into the sugar bowl by mistake er hat aus Versehen Salz in die Zuckerdose gefüllt

they \put him into a cell sie brachten ihn in eine Zelle

to \put sth into storage etw einlagern

to \put a child into care ein Kind in Pflege geben

to \put sb into a home jdn in ein Heim stecken

to \put sb in[to] prison jdn ins Gefängnis bringen

to \put fear into sb's heart jdn ängstigen, jdm Angst machen

to \put an idea in[to] sb's head jdn auf eine Idee bringen

whatever \put that idea into your head? wie kommst du denn darauf?

to \put one's ideas into practice seine Ideen in die Praxis umsetzen

Sam will eat anything you \put in front of him Sam isst alles, was man ihm vorsetzt

\put the soup spoons next to the knives leg die Suppenlöffel neben die Messer

we should \put my mum next to Mrs Larson wir sollten meine Mutter neben Frau Larson setzen

she \put her coffee cup on the table sie stellte ihre Kaffeetasse auf den Tisch

do you know how to \put a saddle on a horse? weißt du, wie man ein Pferd sattelt?

I \put clean sheets on the bed ich habe das Bett frisch bezogen

he \put his head on my shoulder er legte seinen Kopf auf meine Schulter

you can't \put a value on friendship Freundschaft lässt sich nicht mit Geld bezahlen

to \put the emphasis on sth den Schwerpunkt auf etw akk legen, etw betonen

a price of £10,000 was \put on the car das Auto wurde mit 10.000 Pfund veranschlagt

she \put her arm round him sie legte ihren Arm um ihn

he \put his head round the door er steckte den Kopf zur Tür herein

he \put his finger to his lips to call for silence er hielt seinen Finger vor die Lippen und bat um Ruhe

to \put a glass to one's lips ein Glas zum Mund führen

she \put the shell to her ear sie hielt sich die Muschel ans Ohr

to \put sb to bed jdn ins Bett bringen

he was \put under the care of his aunt er wurde in die Obhut seiner Tante gegeben

I didn't know where to \put myself ich wusste nicht wohin mit mir

to \put sb/sth in jeopardy jdn/etw in Gefahr bringen

to \put sb in a rage jdn wütend machen

this \puts me in a very difficult position das bringt mich in eine sehr schwierige Situation

he was able to \put them in a good mood er konnte sie aufheitern

to stay \put person sich nicht von der Stelle rühren; object liegen/stehen/hängen bleiben; hair halten

\put it there! (congratulating) gratuliere!; (concluding a deal) abgemacht!

to \put the shot SPORT Kugel stoßen

2. (invest)

to \put effort/energy/money/time into sth Mühe/Energie/Geld/Zeit in etw akk stecken [o investieren]

we \put most of the profits towards research wir verwenden den Großteil der Gewinne für die Forschung

everyone could \put £3 towards a new coffee machine jeder könnte 3 Pfund zum Kauf einer neuen Kaffeemaschine dazugeben

to \put money into an account Geld auf ein Konto einzahlen

she \put money on a horse sie setzte auf ein Pferd

we \put back all our profits into the company all unsere Gewinne fließen in die Firma zurück

3. (impose)

to \put the blame on sb jdm die Schuld geben

to \put sb to great cost [or expense] jdn viel kosten, jdm große Ausgaben verursachen

to \put demands upon sb von jdm etwas verlangen

to \put an embargo on sth ein Embargo über etw akk verhängen

to \put an embargo on trade ein Handelsembargo verhängen

to \put faith [or trust] in sth sein Vertrauen in etw akk setzen

to \put the heat [or screws] on sb for sth (sl) jdm wegen einer S. gen die Hölle heißmachen fam

to \put sb under oath jdn vereidigen

to \put a premium on sth etw hoch einschätzen

to \put pressure on sb jdn unter Druck setzen

to \put sb under pressure [or strain] jdn unter Druck setzen

to \put a restriction [or limitation] on sth etw einschränken

to \put a spell [or curse] on sb jdn verwünschen [o verfluchen]

the children were \put on their best behaviour den Kindern wurde gesagt, dass sie sich ja gut zu benehmen haben

to \put a tax on sth etw besteuern [o mit einer Steuer belegen]

to \put sb/sth to the test jdn/etw auf die Probe stellen; (put a strain on) jdn/etw strapazieren

to \put sb on trial jdn vor Gericht bringen

to \put sb to a lot of trouble jdm viel Mühe bereiten [o machen

4. (present)

to \put a case to [or before] a judge einen Fall vor Gericht bringen

to \put sth to a discussion etw zur Diskussion stellen

to \put an idea [or a suggestion] to sb jdm etw vorschlagen

to \put one's point of view seinen Standpunkt darlegen

to \put a problem to sb jdm ein Problem darlegen

to \put a proposal before a committee einem Ausschuss einen Vorschlag unterbreiten

to \put a question to sb jdm eine Frage stellen

to \put sth to a vote etw zur Abstimmung bringen

5. (include)

▪ to \put sth in[to] sth etw in etw akk o dat aufnehmen, etw in etw akk einfügen

to \put sth on the agenda etw auf die Tagesordnung setzen; FOOD (add)

\put some more salt in füge noch etwas Salz hinzu

6. (indicating change of condition)

she always \puts her guests at ease right away sie schafft es immer, dass ihre Gäste sich sofort wohl fühlen

to \put sb at risk [or in danger] jdn in Gefahr bringen

to \put sb in a good/bad mood jds Laune heben/verderben

to \put one's affairs in order seine Angelegenheiten in Ordnung bringen

to \put a plan into operation einen Plan in die Tat umsetzen

to \put sth out of order etw kaputtmachen fam

to \put sb/an animal out of his/its misery jdn/ein Tier von seinen Qualen erlösen

to \put sb to death jdn hinrichten

to \put sb to flight jdn in die Flucht schlagen

to \put sb to shame jdn beschämen

to \put a stop [or an end] to sth etw beenden

to \put sb under arrest jdn unter Arrest stellen

to \put sb under hypnosis jdn hypnotisieren

to \put sth right etw in Ordnung bringen

to \put sb straight jdn korrigieren

to \put sb out of the competition jdn aus dem Rennen werfen

7. (express)

▪ to \put sth etw ausdrücken

let me \put it this way lass es mich so sagen

how should I \put it? wie soll ich mich ausdrücken?

to \put it bluntly um es deutlich zu sagen

to \put it mildly, we were shocked at your behaviour wir waren, gelinde gesagt, geschockt über dein Verhalten

that's \putting it mildly das ist ja noch milde ausgedrückt

as Shakespeare \put it wie Shakespeare schon sagte

she didn't know how to \put her thoughts into words sie wusste nicht, wie sie ihre Gedanken in Worte fassen sollte

\putting Shakespeare into modern English is difficult Shakespeare in zeitgenössisches Englisch zu übertragen ist schwierig

she really \puts passion into her performance sie steckt viel Leidenschaftlichkeit in ihren Vortrag

to \put one's feelings into words seine Gefühle ausdrücken

to \put a verb into the past tense ein Verb in die Vergangenheit setzen

8. (write)

to \put a cross/tick next to sth etw ankreuzen/abhaken

to \put one's signature to sth seine Unterschrift unter etw setzen

please \put your signature here bitte unterschreiben Sie hier

9. (estimate, value)

I wouldn't \put him among the best film directors ich würde ihn nicht zu den besten Regisseuren zählen

she \puts her job above everything else für sie geht ihr Beruf allem anderen vor, sie stellt ihren Beruf vor allem anderen

▪ to \put sb/sth at sth jdn/etw auf etw akk schätzen

I'd \put him at about 50 ich schätze ihn auf ungefähr 50

▪ to \put sb/sth in sth jdn/etw in etw akk einordnen

I would \put her in her 50s ich würde sie so in den Fünfzigern schätzen

to \put sb/sth in a category jdn/etw in eine Kategorie einordnen

it can't be \put in the same category as a Rolls Royce man kann es nicht auf eine Stufe mit einem Rolls Royce stellen

to \put sb/sth on a level [or par] with sb/sth jdn/etw auf eine Stufe mit jdm/etw stellen

to \put a value of £10,000 on sth den Wert einer S. gen auf 10.000 Pfund schätzen

10. (direct)

▪ to \put sb onto sth/sb jdn auf etw/jdn aufmerksam machen

the phone book \put me onto the dentist durch das Telefonbuch kam ich auf den Zahnarzt

they \put three people on the job sie setzen drei Leute ein für diesen Job

to \put sb to do sth [or doing sth] jdn abordnen, etw zu tun

11. (see someone off)

▪ to \put sb on sth jdn zu etw dat bringen

he \put his girlfriend on the plane er brachte seine Freundin zum Flugzeug

to \put sb onto the bus jdn zum Bus bringen

to \put sb in a taxi jdn in ein Taxi setzen

12. (install)

▪ to \put sth into sth MECH etw in etw akk einsetzen

to \put heating/a kitchen into a house eine Heizung/Küche in einem Haus installieren

we \put a new hard drive on our computer wir haben eine neue Festplatte in unseren Computer eingebaut

13. MED (prescribe)

▪ to \put sb on sth jdm etw verschreiben

the doctor has \put her on a strict diet der Arzt hat ihr eine strenge Diät verordnet

II. INTRANSITIVE VERB

NAUT anlegen, vor Anker gehen

to \put into the dock am Dock anlegen, vor Anker gehen

to \put into Hamburg/harbour in Hamburg/in den Hafen einlaufen

to \put to sea in See stechen

III. NOUN

STOCKEX Verkaufsoption f

* * *

put [pʊt]

A s

1. besonders Kugelstoßen: Stoß m

2. Börse: Rückprämie f (beim Prämiengeschäft): → put and call (option)

B adj stay put umg sich nicht (vom Fleck) rühren

C v/t prät und pperf put

1. legen, stellen, setzen, tun:

put it on the table leg es auf den Tisch;

I shall put the matter before him ich werde ihm die Sache vorlegen;

put the matter in(to) his hands leg die Angelegenheit in seine Hände;

I put him above his brother ich stelle ihn über seinen Bruder;

put sb on a job jemanden an eine Arbeit setzen, jemanden mit einer Arbeit betrauen;

put eleven men behind the ball FUSSB die ganze Mannschaft defensiv spielen lassen;

his time put him in 3rd place SPORT seine Zeit brachte ihn auf den 3. Platz; → a. die Verbindungen mit den entsprechenden Substantiven

2. stecken (in one’s pocket in die Tasche):

put a lot of work into viel Arbeit stecken in (akk)

3. jemanden ins Bett, in eine unangenehme Lage etc, etwas auf den Markt, in Ordnung etc bringen:

he put her across the river er brachte oder beförderte sie über den Fluss;

put the cow to the bull die Kuh zum Stier bringen;

put into shape in (die richtige) Form bringen;

put sth on paper etwas zu Papier bringen; → mind A 2, right A 5

4. etwas in Kraft, in Umlauf, in Gang etc, jemanden in Besitz, ins Unrecht, über ein Land etc setzen:

put o.s. in a good light sich ins rechte Licht setzen;

put the case that … gesetzt den Fall, dass …; → action 1, 2, end Bes Redew, foot A 1, place A 3, trust A 1

5. put o.s. sich in jemandes Hände etc begeben:

put o.s. under sb’s care sich in jemandes Obhut begeben;

put yourself in(to) my hands vertraue dich mir ganz an

6. unterwerfen, aussetzen ( beide:

to dat):

I have put you through a lot ich habe dir viel zugemutet; → death 1, expense Bes Redew, inconvenience A 2, question A 6, shame A 2, sword, test¹ A 2

7. put out of aus … hinausstellen, verdrängen oder werfen aus, außer Betrieb od Gefecht etc setzen: → action 13, running A 2

8. Land bepflanzen (into, under mit) the fields were put under potatoes auf den Feldern wurden Kartoffeln gepflanzt

9. (to) setzen (an akk), (an)treiben oder drängen oder zwingen (zu):

put sb to work jemanden an die Arbeit setzen, jemanden arbeiten lassen;

put to school zur Schule schicken;

put to trade jemanden ein Handwerk lernen lassen;

put sb to a joiner jemanden bei einem Schreiner in die Lehre geben;

put the horse to ( oder at) the fence das Pferd zum Sprung über den Zaun antreiben;

put sb to it jemandem zusetzen, jemanden bedrängen;

be hard put to it arg bedrängt werden, in große Bedrängnis kommen;

they were hard put to it to find a house sie taten sich schwer, ein Haus zu finden;

put sb through a book jemanden zum Durchlesen oder -arbeiten eines Buches zwingen;

put sb through it jemanden auf Herz und Nieren prüfen; → blush B 1, flight², pace¹ A 5

10. veranlassen, verlocken ( beide:

on, to zu)

11. in Furcht, Wut etc versetzen:

put sb in fear of their life jemandem eine Todesangst einjagen; → countenance A 2, ease A 2, guard C 4, mettle 2, temper A 4

12. übersetzen, -tragen ( beide:

into French ins Französische)

13. (un)klar etc ausdrücken, klug etc formulieren, in Worte fassen:

I cannot put it into words ich kann es nicht in Worte fassen;

put one’s feelings into words seine Gefühle aussprechen;

how shall I put it? wie soll ich mich oder es ausdrücken?;

put another way anders gesagt oder ausgedrückt, mit anderen Worten; → mild 1

14. schätzen (at auf akk):

15. (to) verwenden (für), anwenden (zu):

put sth to a good use etwas gut verwenden

16. eine Entscheidung etc gründen (on auf akk)

17. eine Frage, einen Antrag etc stellen, vorlegen:

a) ich appelliere an Sie, ich wende mich an Sie,

b) ich stelle es Ihnen anheim;

I put it to you that … besonders JUR ich halte Ihnen vor, dass …; geben Sie zu, dass …

18. Geld setzen, wetten ( beide:

on auf akk)

19. (into) Geld stecken (in akk), anlegen (in dat), investieren (in dat)

20. (on) eine Steuer etc auferlegen (dat), legen (auf akk):

put a tax on sth etwas besteuern

21. die Schuld zuschieben, geben ( beide:

on dat)

22. die Uhr stellen

23. (in, into) hinzufügen (dat), (hinein)tun, geben (in akk):

put sugar in one’s coffee Zucker in seinen Kaffee tun

24. besonders SPORT die Kugel, den Stein stoßen

25. schleudern, werfen

26. eine Waffe stoßen, eine Kugel schießen ( beide:

in, into in akk)

27. put one across sb umg jemanden drankriegen oder reinlegen

D v/i

1. sich begeben, fahren, gehen, besonders eilen ( alle:

for nach):

put to land an Land gehen;

put for home US umg sich heimtrollen; → sea 1

2. SCHIFF segeln, steuern, fahren

3. US münden, sich ergießen, fließen ( alle:

into in akk)

4. put upon (meist passiv)

a) jemandem zusetzen, jemanden bedrängen,

b) jemanden ausnutzen, -nützen,

c) jemanden betrügen

* * *

1) (place) tun; (vertically) stellen; (horizontally) legen; (through or into narrow opening) stecken

2) (cause to enter) stoßen

3) (bring into specified state) setzen

4) (impose)

5) (submit) unterbreiten (to Dat.) [Vorschlag, Plan usw.]

6) (cause to go or do)

7) (express) ausdrücken

8) (render)

9) (write) schreiben

10) (imagine)

11) (invest)

12) (stake) setzen (on auf + Akk.)

13) (estimate)

14) (subject)

15) (Athletics): (throw) stoßen [Kugel]

-tt-, put (Naut.)

- put about

- put across

- put aside

- put away

- put back

- put by

- put down

- put forward

- put in

- put off

- put on

- put out

- put over

- put through

- put together

- put up

- put upon

- put up with

* * *

gegen etwas scharf vorgehen ausdr.

sperren v. (take) into care expr.

in Pflege geben (nehmen) ausdr. v.

= ausgeben v.

legen v.

setzen v.

stellen v.

* * *

[aut] n 1 espaço aberto. 2 salto tipográfico, omissão. 3 outs a) a oposição. b) jogadores fora de jogo. • vt+vi 1 enxotar, colocar para fora, ejetar. 2 sair. 3 extinguir, desligar. 4 revelar. 5 tornar-se público ou notório. • adj 1 remoto, distante. 2 ausente. 3 fora de moda, em desuso. 4 deslocado, fora de lugar. 5 de relações estremecidas. 6 fora de padrão ou norma. 7 externo, exterior. 8 em desacordo. 9 sem prática. • adv 1 fora. 2 para fora. 3 de fora. 4 desprovido de, sem. 5 fora do poder. 6 apagado, desligado. 7 terminado, esgotado. 8 em voz alta. 9 abertamente. 10 ausente. 11 até o fim. 12 saliente. 13 em ação. 14 completamente, inteiramente. • prep de dentro de. • interj fora! saia! all out coll completamente, inteiramente. day out dia de saída, folga (da empregada). from out to out de extremo a extremo. get out of my way! saia do meu caminho! my hand is out não tenho nada a ver com isso. murder will out a verdade será descoberta. out and away por grande margem, de muito. out and home de ida e volta. out of action Mec desarranjado. out of breath esfalfado, esbaforido. out of business retirado dos negócios. out of danger fora de perigo. out of doubt sem dúvida, indubitavelmente. out of fashion fora de moda. out of favor desvalido. out of focus fora de foco. out of hand imediatamente. out of health adoentado, enfermiço. out of hearing longe demais para ser ouvido. out of house and home sem eira, nem beira. out of humour de mau humor. out of love por amor. out of luck sem sorte, azarado. out of mind desvairado. out of money sem dinheiro. out of one’s head louco, pirado. out of place fora de propósito, impróprio, deslocado. out of print esgotado (publicações). out of question fora de cogitação. out of sight longe da vista. out of temper de mau humor, irritado. out of the frying pan into the fire pior a emenda que o soneto. out of the way fora do caminho, acabado. out of this world excelente, do outro mundo. out of tune desafinado. speak out! fale! diga lá! to be out estar fora. to be out for disorder procurar briga. to be out of ter falta de. to be out of all não possuir nada. to be out of the closet sl a) deixar de ser segredo. b) declarar abertamente a homossexualidade. to be out of the wood ter vencido as maiores dificuldades. to go out sair. to put one out of the way tirar do caminho, matar para se livrar. to see someone out conduzir, acompanhar alguém para fora. to set out partir. to turn out pôr para fora, jogar fora, expulsar. way out saída.

1) (towards or in a low or lower position, level or state: He climbed down to the bottom of the ladder.) (hacia) abajo

2) (on or to the ground: The little boy fell down and cut his knee.) al suelo

3) (from earlier to later times: The recipe has been handed down in our family for years.) a través de los tiempos

4) (from a greater to a smaller size, amount etc: Prices have been going down steadily.) abajo

5) (towards or in a place thought of as being lower, especially southward or away from a centre: We went down from Glasgow to Bristol.) abajo

1) (in a lower position on: Their house is halfway down the hill.) abajo

2) (to a lower position on, by, through or along: Water poured down the drain.) hacia abajo

3) (along: The teacher's gaze travelled slowly down the line of children.) por

- downward

He is a downright nuisance!) total

- downstairs

- downie®

down adv prep abajo

tr[daʊn]

noun

1 (on bird) plumón nombre masculino; (on peach) pelusa; (on body, face) vello, pelusilla; (on upper lip) bozo, pelusilla

tr[daʊn]

preposition

1 (to a lower level) (hacia) abajo

■ the car rolled down the hill el coche se fue rodando cuesta abajo

■ tears streamed down her face las lágrimas le corrían por la cara

■ he ran down the stairs corrió escaleras abajo

■ she ran her finger down the list recorrío la lista con el dedo

2 (at a lower level) abajo

■ can you see that cottage down below in the valley? ¿ves aquella casita allá abajo en el valle?

3 (along) por

■ cut it down the middle córtalo por la mitad

■ we drove down the coast condujimos por la costa

■ she walked down the street iba por la calle

4 SMALLBRITISH ENGLISH/SMALL familiar (to, in) a, en

■ we went down the pub fuimos al pub

5 (in time) a través de

■ down the ages a través de los tiempos

adverb

1 (to lower level) (hacia) abajo; (to the floor) al suelo; (to the ground) a tierra

■ he looked down at his feet miró a sus pies

■ why don't you go and lie down? ¿por qué no te echas?

■ the boy fell down el chico se cayó (al suelo)

■ she bent down to pick up the coin se agachó para recoger la moneda

■ the girl was knocked down la chica fue atropellada

■ the river flows down to the sea el río fluye hasta el mar

■ let's walk down instead of getting the lift bajemos a pie en vez de coger el ascensor

2 (at lower level) abajo

■ down here/there aquí/allí abajo

■ it's in the third drawer down está en el tercer cajón

■ she'll be down in a minute enseguida baja

3 (in or towards the south) a

■ we're moving down to Southampton nos mudamos a Southampton

4 (less - of price, quantity, volume, etc)

■ sales are down by 10% las ventas han bajado un diez por ciento

■ profits are down on last year's las ganancias han bajado desde el año pasado

■ they were two goals down after 10 minutes iban perdiendo por dos goles después de 10 minutos

■ turn the volume down baja el volumen

5 (on paper, in writing)

■ she wrote his phone number down apuntó su teléfono

■ put me down for the lottery apúntame para la lotería

6 (of money - to be paid at once in cash) al contado; (- out of pocket) menos

■ you have to pay 100 pounds down hay que pagar un depósito de cien libras

■ at the end I was a fiver down al final había perdido cinco libras

adjective

1 (to a lower level- escalator) de bajada; (- train) que va hacia las afueras

2 familiar (finished, dealt with) acabado,-a, hecho,-a

■ seven down, three to go! ¡he hecho siete, faltan tres!

3 (not in operation) no operativo,-a

■ the lines are down las líneas están cortadas

■ the system's down el sistema no funciona

4 familiar (depressed) deprimido,-a

■ she's feeling a bit down anda un poco deprimida

transitive verb

1 (knock over, force to ground) derribar, tumbar

2 familiar (drink) tragarse rápidamente, beberse rápidamente

■ he downed the glass in one se bebió la copa de un trago

interjection

1 (to dog) ¡quieto!

\

down to (as far as) hasta

down under (en) Australia

down with...! ¡abajo...!

to be down on somebody tenerle ojeriza a alguien

to be down to something quedar sólo algo

■ I'm down to my last pound no me queda más que una sola libra

to be down to somebody (responsibility) ser responsabilidad de 2 (fault) ser culpa de

■ it's all down to me now ya todo depende de mi

to be/come/go down with something SMALLMEDICINE/SMALL estar con algo

to down tools dejar de trabajar

to have a down on somebody tenerle ojeriza a alguien, tenerle manía a alguien

to keep food down retener comida

■ he can't keep any food down no puede retener nada de comida

to put something down dejar algo

■ can you put that book down for a second? ¿puedes dejar ese libro un momento?

to put the phone down colgar

■ she put the phone down on me me colgó

down ['daʊn] vt

1) fell: tumbar, derribar, abatir

2) defeat: derrotar

down adv

1) downward: hacia abajo

to lie down : acostarse, echarse

to put down (money) : pagar un depósito (de dinero)

to sit down : sentarse

to take down, to write down : apuntar, anotar

down adj

1) descending: de bajada

the down elevator: el ascensor de bajada

2) reduced: reducido, rebajado

attendance is down: la concurrencia ha disminuido

3) downcast: abatido, deprimido

down n

: plumón m

down prep

1) : (hacia) abajo

down the mountain: montaña abajo

I walked down the stairs: bajé por la escalera

2) along: por, a lo largo de

we ran down the beach: corrimos por la playa

3) : a través de

down the years: a través de los años

• acostado, -a adj.

• descendente adj.

• triste adj.

• abajo adv.

• bajo adv.

• hacia abajo adv.

• borra s.f.

• plumón s.m.

• vello s.m.

• abajo de prep.

• derrocar v.

1)

a) ( in downward direction)

b) ( downstairs)

2)

a) ( of position) abajo

b) ( downstairs)

c) (lowered, pointing downward) bajado

d) ( in position)

e) ( prostrate)

3) (of numbers, volume, intensity)

4)

a) (in, toward the south)

b) (at, to another place) (esp BrE)

5)

a) (dismantled, removed)

b) ( out of action)

c) ( deflated)

6) ( in writing)

7) ( hostile)

8) down to

a) ( as far as) hasta

b) ( reduced to)

c) ( to be done by)

1)

a) ( in downward direction)

b) ( at lower level)

2)

a) ( along)

b) ( further along)

c) (to, in) (BrE colloq)

3) ( through)

1) (before n) ( going downward)

2) ( depressed) (colloq) (pred) deprimido

1) u

a) ( on bird) plumón m

b) (on face, body) vello m, pelusilla f

c) (on plant, fruit) pelusa f

2) downs pl (esp BrE Geog) colinas fpl

a) ( drink) beberse or tomarse rápidamente

b) ( knock down) \<\<person\>\> tumbar, derribar

1. ADV

1) (physical movement) abajo, hacia abajo; (=to the ground) a tierra

2) (static position) abajo; (=on the ground) por tierra, en tierra

3) (Geog)

4) (in writing)

5) (in volume, degree, status)

6) (indicating a series or succession)

7) (=ill)

8)

9) (as deposit)

10) (in exclamations)

11) (=completed etc)

12) (esp US)

2. PREP

1) (indicating movement)

2) (=at a lower point on)

3. ADJ

1) (=depressed) deprimido

2) (=not functioning)

3) (Brit) [train, line] de bajada

4. VT

1) [+ food] devorar; [+ drink] beberse (de un trago), tragarse

2) [+ opponent] tirar al suelo, echar al suelo; [+ plane] derribar, abatir

- down tools

[daʊn]

[daʊn]

* * *

1)

a) ( in downward direction)

b) ( downstairs)

2)

a) ( of position) abajo

b) ( downstairs)

c) (lowered, pointing downward) bajado

d) ( in position)

e) ( prostrate)

3) (of numbers, volume, intensity)

4)

a) (in, toward the south)

b) (at, to another place) (esp BrE)

5)

a) (dismantled, removed)

b) ( out of action)

c) ( deflated)

6) ( in writing)

7) ( hostile)

8) down to

a) ( as far as) hasta

b) ( reduced to)

c) ( to be done by)

1)

a) ( in downward direction)

b) ( at lower level)

2)

a) ( along)

b) ( further along)

c) (to, in) (BrE colloq)

3) ( through)

1) (before n) ( going downward)

2) ( depressed) (colloq) (pred) deprimido

1) u

a) ( on bird) plumón m

b) (on face, body) vello m, pelusilla f

c) (on plant, fruit) pelusa f

2) downs pl (esp BrE Geog) colinas fpl

a) ( drink) beberse or tomarse rápidamente

b) ( knock down) \<\<person\>\> tumbar, derribar

1) (to have for a very long or indefinite period of time: He gave me the picture to keep.) guardar

2) (not to give or throw away; to preserve: I kept the most interesting books; Can you keep a secret?) guardar

3) (to (cause to) remain in a certain state or position: I keep this gun loaded; How do you keep cool in this heat?; Will you keep me informed of what happens?) manter

4) (to go on (performing or repeating a certain action): He kept walking.) continuar a

5) (to have in store: I always keep a tin of baked beans for emergencies.) guardar

6) (to look after or care for: She keeps the garden beautifully; I think they keep hens.) cuidar

7) (to remain in good condition: That meat won't keep in this heat unless you put it in the fridge.) conservar

8) (to make entries in (a diary, accounts etc): She keeps a diary to remind her of her appointments; He kept the accounts for the club.) fazer

9) (to hold back or delay: Sorry to keep you.) atrasar

10) (to provide food, clothes, housing for (someone): He has a wife and child to keep.) sustentar

11) (to act in the way demanded by: She kept her promise.) manter

12) (to celebrate: to keep Christmas.) celebrar

- keeper

* * *

[ki:p] n 1 sustento, manutenção, alimentação e moradia. 2 pasto, prado. 3 calabouço, prisão, masmorra, torre de menagem. • vt+vi (ps, pp kept) 1 ter, possuir, guardar. she keeps a thing close / ela sabe guardar um segredo. she keeps lodgers / ela tem inquilinos. 2 conservar, reter, deter. 3 reservar, guardar, ocultar. 4 cuidar, tomar conta, proteger, favorecer, resguardar, defender. she keeps guard over the treasure / ela vela o tesouro. they keep hold of their property / eles sabem guardar (ou defender) sua propriedade. 5 lembrar, ter em mente. 6 empregar, aproveitar. 7 impedir, deter, prevenir. 8 refrear, reprimir, abster-se. 9 manter, manter em condições, preservar, durar. keep your balance / não perca o seu equilíbrio. he keeps his countenance / ele mantém a calma. she keeps peace / ela mantém a paz. the meat will keep till tomorrow / a carne conservar-se-á até amanhã. 10 cultivar. 11 continuar, permanecer, prolongar. 12 celebrar, observar. 13 cumprir, executar, ser fiel à palavra. 14 alimentar, sustentar. I keep him on milk / alimento-o com leite. 15 armazenar, ter em estoque ou à venda. l6 manter(-se). he keeps his ground / ele mantém-se firme. 17 criar. 18 gerir, dirigir, ter um negócio. they keep a shop / eles têm uma loja. for keeps 1 para ficar com alguma coisa (não para devolver). 2 permanentemente, para sempre. he keeps pace with his friend ela anda ao mesmo passo que o seu amigo, fig iguala-o. he keeps the bed ele está acamado, doente. how are you keeping? como vai?, como tem passado? keep going! continua!, continua andando! keep the ball rolling! não ceda!, continue esforçando-se! keep your distance mantenha a distância (também fig). keep your hair on! sangue frio!, calma! keep your head! não perca a cabeça! to keep aloof manter-se afastado. to keep a low profile sl passar despercebido, tentar não chamar a atenção. to keep an eye on coll vigiar, tomar conta. to keep a straight face ficar sério. to keep asunder manter separado, estar desunido. to keep at it persistir numa coisa, manter-se firme, insistir em alguma coisa, empenhar-se. to keep away a) conservar-se afastado. b) abster-se. c) afastar(-se). to keep back a) retardar, reter o progresso. b) reservar uma parte, guardar um pouco. c) não contar, silenciar. d) conter, conservar baixo. e) segurar, parar no estômago. to keep body and soul together manter-se vivo. to keep books escriturar (contas). to keep clear of manter-se afastado de alguém ou de alguma coisa. to keep company a) ficar junto, estar em companhia. b) fig namorar. to keep down a) abaixar-se. b) oprimir, humilhar. c) reprimir. to keep fit conservar a forma. to keep from a) guardar, conservar. b) preservar. c) impedir, impossibilitar. d) sonegar. e) abster-se. to keep house ter casa. to keep in a) deter, reter. b) comprimir. c) não sair de casa, ficar em casa. d) ficar na parte de dentro. to keep in custody guardar, custodiar. to keep in mind ter em mente, lembrar-se. to keep in with someone estar às boas com alguém, estar bem com. to keep off a) reter, impedir, barrar. keep off! / mantenha distância!, cuidado!, cautela! b) afastar(-se), ficar longe de. c) repelir, rejeitar. d) evitar. to keep on a) continuar, prosseguir. for how long is this to keep on? / quanto tempo isto deve durar? b) avançar, seguir. c) ficar (com o chapéu na cabeça). d) ficar vestido. e) conservar, guardar, manter. to keep on at someone amolar, importunar. to keep one’s end up continuar, prosseguir, não desistir. to keep one’s hand in praticar, conservar aptidão através da prática, continuar em forma. to keep one’s head down evitar chamar atenção sobre si mesmo, passar despercebido. to keep one’s shirt/ pants on coll ficar calmo, ficar frio. to keep out a) impedir a entrada. keep out! / entrada proibida! b) excluir, afastar. to keep quiet ficar quieto. to keep silence ficar calado. to keep smiling não desanimar, sorrir sempre. to keep someone at it obrigar alguém a trabalhar. to keep someone in clothes prover alguém de roupas. to keep someone out of excluir alguém de algo, deixar fora de. to keep someone waiting fazer alguém esperar. to keep something to oneself guardar segredo, ocultar algo. to keep still não se mexer. to keep tab(s) on Amer a) registrar, anotar. b) coll controlar, vigiar. to keep time a) Mus manter o compasso. b) estar certo ou andar bem, ser pontual. to keep to a) seguir, obedecer, aderir. keep to the left! / seguir à esquerda! b) limitar-se a. c) permanecer. to keep to oneself isolar-se dos outros espontaneamente. to keep track of a) ficar informado. b) observar atentamente. to keep under a) conter, reprimir, refrear, tirar a liberdade. b) deixar inconsciente, manter dopado. to keep up a) manter, conservar. b) sustentar, prover. c) continuar, prosseguir, manter-se, não desanimar. the rain keeps up / continua chovendo. d) atualizar-se, ajustar-se. to keep up appearances manter as aparências. to keep up with não ficar atrás, adaptar-se, imitar, copiar. to play for keeps jogar por dinheiro. where do you keep? onde é que você mora?

1) (a type of nail that is driven into something by a firm twisting action: I need four strong screws for fixing the cupboard to the wall.) skrue

2) (an action of twisting a screw etc: He tightened it by giving it another screw.) skruing, omdreining

1) (to fix, or be fixed, with a screw or screws: He screwed the handle to the door; The handle screws on with these screws.) skru, feste med skruer

2) (to fix or remove, or be fixed or removed, with a twisting movement: Make sure that the hook is fully screwed in; He screwed off the lid.) vri rundt/av, dreie, stramme

3) ((slang, vulgar) to fuck; to have sex (with).) pule

4) ((slang) to cheat or take advantage of: They screwed you - these are not real diamonds.) lure, svindle

•

- screwdriver

knulle

skru

skrue

subst. \/skruː\/

1) skrue

2) skruegang

3) korketrekker

4) omdreining (av skrue), skruing

5) kremmerhus

6) ( sport) skru(ball)

7) ( hverdagslig) lønn, betaling

• he's paid a good screw

8) ( hverdagslig) dirk

9) gjerrigknark, gnier

10) ( slang) fengselsbetjent, fangevokter

11) ( vulgært) knull, nummer (også om person)

12) øk, hestekrek, (gammel) merr

13) ( sjøfart) propell, skrue, også propelldrevet skip, propellskip

14) (amer.) streng eksaminator\/eksamen

the body\/pitch of a screw skruegangens bredde\/høyde

have a screw loose ha en skrue løs, ikke være riktig klok

give it another screw skru litt til, skru en omdreining til

put on the screw stramme livreima

put someone under the screw presse noen

put the screws on eller turn the screw sette tommeskruene på, legge press på

take a screw at kikke på, ta en titt\/kikk på

there is a screw loose somewhere det er noe galt et eller annet sted

verb \/skruː\/

1) skru

2) skrus, kunne skru

3) stramme, trekke til

4) dreie, vri, vri rundt, vri seg

• screw one's head round

5) fordreie, forvrenge

6) vri, presse (ved å vri)

7) ( overført) presse, vriste

• screw money out of someone

8) ( slang) lure, snyte, svindle

9) ( slang) fordufte, stikke av

10) ( vulgært) knulle, pule

11) ( sport) skru

12) ( hverdagslig) spare, være gjerrig

13) (skolevesen, amer. slang) eksaminere strengt

14) ( slang) kikke på

have one's head screwed on the right way eller have one's head screwed on all right eller have one's head screwed well on ha hodet på rette sted (dvs. være gløgg)

screw around drive dank være utro være lett på tråden

screw down skru igjen

screw home skru helt inn

screw off skru av

• screw the lid off a jar